Wanneer een project wordt opgestart, wordt er meestal een projectdefinitie, projectinitiatiedocument en/of business case opgesteld. Het is hierbij belangrijk dat de alignering met datastandaarden zoals OSLO van in het begin mee opgenomen is. Dit zien we op verschillende niveaus die op deze pagina behandeld worden.

De meerwaarde van OSLO in je project

De meerwaarde is een belangrijk onderdeel van elke projectdefinitie. Deze bepaalt waarom het project moet gebeuren en wat de voordelen voor de organisatie, de (Vlaamse) overheid of de maatschappij (burgers, ondernemingen en verenigingen) zijn. Het gebruik van OSLO kan ofwel rechtstreeks bijdragen aan de meerwaarde die je wil bereiken in je project, bijvoorbeeld in het kader van ontsluiting, of kan onrechtstreeks bijdragen wanneer ontsluiting niet het primaire doel is.

De meerwaarde van het hergebruik van datastandaarden kan het best beschreven worden aan de hand van een aantal cases.

Case 1: Gegevens ontsluiten

De gegevens die ontsloten worden naar de buitenwereld zijn herbruikbaar in andere contexten dan de oorspronkelijke omdat OSLO:


  • in brede zin is afgestemd met belanghebbenden en getoetst is aan een scala van nieuwe use cases,
  • data-elementen bevat die eenduidig gedefinieerd zijn,
  • uitgebreid gedocumenteerd is.

Het gevolg daarvan is dat de data:


  • eenvoudig te integreren zijn met andere datasets in aanverwante domeinen, zeker als deze ook beschikbaar zijn in lijn met bestaande datastandaarden,
  • gevalideerd kan worden ten opzichte van de datastandaard met behulp van tools,
  • machine-interpreteerbaar zijn en dus gemakkelijk kunnen verwerkt worden.

Dit alles zal leiden tot een verhoogd hergebruik van, of aansluiting op de databron. Een belangrijke factor hierin is dat het vastleggen van de standaarden gebaseerd is op een consensusmodel. Dit betekent dat een brede groep aan belanghebbenden zich akkoord hebben verklaard met het model of de definitie van het vocabularium en het gebruik ervan. Wanneer er nog geen datastandaard voorhanden is, of wanneer er bepaalde zaken ontbreken in de bestaande OSLO-standaarden, kan het doorlopen van een traject voor de ontwikkeling van een standaard helpen om een consensus te verkrijgen. Dit traject laat toe om de verschillende mogelijke hergebruikers rond de tafel te krijgen om te bespreken hoe de data uitgewisseld zal worden. Dit is een uitgelezen kans om reeds een draagvlak te creëren en hergebruik in een stroomversnelling te krijgen.

Case 2: Authentieke bron ontwikkelen

Een tweede case betreft het ontwikkelen van een toepassing, component of databank met het doel deze te laten erkennen als authentieke gegevensbron. Deze case is eigenlijk identiek aan de vorige waar je een component of oplossing ontwikkelt met als doel de gegevens te ontsluiten met het oog op hergebruik. In deze case krijgt het hergebruik een verplicht karakter.

Case 3: Integratie van gegevens uit andere applicaties

Ten derde zien we een rechtstreekse meerwaarde wanneer een applicatie of component ontwikkeld wordt, waarbij het samennemen en integreren van data uit verschillende bronnen belangrijk is, wanneer data uit die bronnen moet doorvloeien of indien data uit jouw applicatie dient door te vloeien naar andere applicaties. De meerwaarde van het hergebruik van data standaarden loopt gelijk met de vorige case, en speelt in het bijzonder op volgende vlakken:


  • De data is gemakkelijk te integreren met data uit externe bronnen, waardoor deze vlot kan doorstromen en gekoppeld worden.
  • De data is machine-interpreteerbaar en kan dus gemakkelijk en op een automatische manier verwerkt worden.
  • Aansluiting is gemakkelijker aangezien er over het datamodel waarmee moet gealigneerd worden uitgebreide documentatie ter beschikking is en de concepten eenduidig gedefinieerd zijn.
  • Uitwisseling en integratie kunnen gebeuren zonder veel impact op de bestaande systemen door te mappen naar de datastandaarden.
  • De data kan gemakkelijk gevalideerd worden ten opzichte van de datastandaard via tools.

    • Ook hier geldt dat het aligneren met datastandaarden rechtstreeks een meerwaarde kan betekenen voor de aansluitingen op de applicatie. Dit is mede omdat de definitie van de standaarden gebaseerd is op een consensusmodel en dus een brede groep aan belanghebbenden zich akkoord hebben verklaard met de definitie en het gebruik ervan. Wanneer er nog geen datastandaard voorhanden is, of wanneer bepaalde zaken ontbreken in de bestaande datastandaarden, kan het doorlopen van een traject voor de ontwikkeling van een standaard helpen om een consensus te verkrijgen. Op die manier kunnen verschillende mogelijke aansluiters die relevante externe bronnen in hun bezit hebben rond de tafel gebracht worden, waar besproken wordt hoe de data uitgewisseld zal worden. Dit is een uitgelezen kans om reeds een draagvlak te creëren en hergebruik in een stroomversnelling te krijgen.

Case 4: Stand-alone applicatie ontwikkelen

Een vierde case is het opzetten van een systeem waarbij gegevensuitwisseling geen doel op zich is en er geen gegevens moeten geïntegreerd worden vanuit andere applicaties. In dit geval spreken we van een stand-alone applicatie. Ook hier is het echter relevant om naar de bestaande datastandaarden te gaan kijken voor de ontwikkeling van het domeinmodel.


Ten eerste kunnen bestaande datamodellen als input dienen voor de business analyse. Door deze datamodellen te gaan hergebruiken en je domeinmodel daarop te baseren en/of ermee te aligneren, kan er potentieel veel tijd uitgespaard worden en discussie vermeden worden. Ten tweede zorgt alignering met de datastandaarden ervoor dat de applicatie op een vlotte manier gegevens kan uitwisselen of integreren als die nood in de toekomst zou ontstaan, ook al is dit vandaag misschien nog niet aan de orde.

Het stappenplan van het project

Het is belangrijk dat de stappen voor hergebruik en alignering met datastandaarden mee op de planning gezet worden om te verzekeren dat deze worden uitgevoerd. De stappen die zeker dienen aanwezig te zijn in het projectplan zijn de volgende:


  1. Ontwerpen van een eerste versie van je domeinmodel:
    Hierin capteer je, bijvoorbeeld vertrekkende vanuit het proces, welke data er moet opgeslagen, verwerkt en uitgewisseld worden met de te ontwikkelen applicatie of component. Je brengt met andere woorden je behoeften op vlak van data in kaart. Dit doe je aan de hand van een datamodel. Binnen een project is dit meestal de verantwoordelijkheid van een business analist (zie handreiking voor de analist).
  2. Mappen en aligneren van je domeinmodel met de bestaande OSLO datastandaarden en andere internationale standaarden:
    In deze stap ga je je model in lijn brengen met de OSLO datastandaarden. Dit start meestal met een mapping van jouw model met de standaarden die voorhanden zijn om daarna geïdentificeerde discrepanties weg te werken. Deze kunnen weggewerkt worden door ofwel jouw model aan te passen, ofwel, als er nog niets binnen OSLO gedefinieerd is, naar andere (internationale) standaarden te gaan zoeken of zelf een definitie op te stellen. Ook dit is binnen een project meestal de verantwoordelijkheid van een business analist (zie handreiking voor de analist).
  3. Implementeren van het model:
    Tot slot dient het model ook geïmplementeerd te worden. Dit is de verantwoordelijkheid van een ontwikkelaar, ondersteund door de analist (zie handreiking voor de ontwikkelaar).

Indien er sprake is van een nieuw domein, en je wilt dit domein laten erkennen als datastandaard om hier gedragenheid rond te creëren en zo bijvoorbeeld hergebruik te stimuleren en/of aansluiting te vergemakkelijken, dienen de stappen van de erkenningsprocedure gevolgd te worden. Samengevat betekent dit dat er met een brede groep aan belanghebbenden aan de hand van publieke werkgroepen naar afstemming gezocht wordt.


De stappen gerelateerd aan de erkenningsprocedure kun je ofwel opnemen binnen het project, ofwel in een afzonderlijk project opzetten. In dit geval is het ook een mogelijkheid om in het kader van het project met een kleinere groep belanghebbenden (al dan niet intern) een voortraject te doorlopen waarbij een eerste versie van het model wordt uitgewerkt en afgestemd. Deze eerste versie kan dan als vertrekpunt dienen voor de erkenningsprocedure.

De middelen van het project

De middelen die nodig zijn om tot een afstemming te komen met data standaarden, hangt van een aantal factoren af, maar wordt vooral bepaald door:


  • Het aantal belanghebbenden die moeten betrokken worden;
  • Het aantal werkgroepen die moeten worden opgezet;
  • De mate waarin je reeds gealigneerd bent met de bestaande data standaarden;
  • De mate waarin de bestaande datastandaarden al voorhanden zijn op data.vlaanderen.be/ns;
  • Het aantal domeinen en objecten waar een raakvlak mee is.

Wanneer je een domein definieert dat je wilt laten erkennen als data standaard, in tegenstelling tot wanneer dit louter een alignering betreft van de behoeften en het model, zal dit ook een impact hebben op de nodige middelen.


Tot slot hangen de benodigde middelen ook af van de keuze om de ontwikkeling van de applicatie en/of component al dan niet uit te besteden. In dat geval is het belangrijk dat je het aligneren met datastandaarden mee opneemt in je bestek. Hiervoor worden standaard bestekteksten voorzien.